dinsdag 16 november 2010

HET PARADIJS

Het was een glazen lamp met een gebreid sokje er omheen. In het kader van de Haarlemse kunstroute hing de lamp in de etalage van een kookwinkel. Ernaast bungelde nog twee kleinere exemplaren, elk met hun eigen kleurige sokje. Het was een grappig gezicht. De combinatie van het soort breiwerk dat alleen oma's nog ter hand nemen en de kloeke spaarlamp eronder, gaf de lamp iets tijdloos. Iets gezelligs. Toen pas viel het me op. Het witte sokje van de lamp die als eerste mijn aandacht had getrokken zat onder de dode vliegjes. Tientallen van deze minuscule insecten hadden zich vol overgave aan het wol vastgeklampt, waarschijnlijk in de hoop het daglicht tegemoet te gaan. Het maakte de lamp alleen maar mooier. Als een monument voor de zinloosheid van het leven, hing het object daar in al zijn eenvoudige imperfectie.

Onderweg naar huis probeerde ik me voor te stellen hoe de mensheid heeft moeten worstelen om te komen waar het nu is. Aan hoe het zich als een soort pantoffeldiertje heeft ontwikkeld tot een amfibie en het na vele duizenden jaren het water kon verruilen voor het landoppervlak. Aan hoe het regelmatig uit bomen viel in de hoop een veilig heenkomen te vinden, om vervolgens ten prooi te vallen aan snellere dieren. Aan hoe het eindelijk een grot had gevonden en daar met wat houtskool de eerste tekening op de muur kalkte, een groots gebaar dat aangaf dat er nog veel meer viel te verwachten van deze soort. Aan hoe het een hek fabriceerde en zo wat schapen gevangen hield, om ze te kunnen melken en om meerdere malen hun wol te kunnen gebruiken voor de koude wintermaanden. Aan de smerigste ziektes die de mensheid keer op keer te verduren kreeg, tot op het punt dat een hevig uitgedunde wereldbevolking weer van voor af aan kon beginnen.

Grappig hoe mensen vaak vol bewondering naar mieren kunnen kijken, begeesterd over zoveel vechtlust. Vol lof over zoveel samenwerking. Ik durf te wedden dat, als er reuzen zouden bestaan, de mensheid met net zoveel bewondering zou worden bekeken. En daar over gesproken: onderweg naar huis bedacht ik me nog iets. Hoe kunnen mensen een God aanbidden die hen al die duizenden jaren alleen maar heeft tegengewerkt? Als je de geschiedenis goed bekijkt, hebben we toch duidelijk meer tegenslagen te verduren gehad dan wonderen. Wie heeft er ooit gehoord over de Zegen van 1833, toen het op wonderbaarlijke wijze gouden munten regende in Oeganda? Of van het Mirakel van Oudega in 1680, toen de armzalige zonen van boer Tjepkema vers gebakken brood vonden op de plaats waar eerst hun verpieterde graanvelden lagen? Ik bedoel maar.

Onlangs werd in het Poolse stadje Swiebodzin het grootste Jezus-standbeeld ter wereld onthuld. Polen, wat de afgelopen honderd jaar natuurlijk gezegend was met voldoende werk voor iedereen en alleen maar eerlijke presidenten heeft gehad, plaatste het beeld uit dankbaarheid voor zoveel voorspoed. Aangezien we het hier in Nederland toch iets te vaak moeten stellen met supermarktoorlogen en er — verdomme — al dertien jaar geen Elfstedentocht meer vanaf kan, pleit ik voor een enorm monument ter ere van de gehele mensheid! Een 60 meter hoog standbeeld van een model-Nederlander. Arie Boomsma bijvoorbeeld. Laat het een voorbeeld zijn voor onze kinderen om ze te laten zien dat je wel degelijk een kwartje kunt worden, ook als je als domineeszoon geboren bent. Laat het ons herinneren aan de strijd die wij allen leveren om gewoon onszelf te zijn, zoals Arie het ook lang niet makkelijk had toen hij noodgedwongen de EO verwisselde voor de KRO...

Want wat nou als er hierna niets is? Dat het leven toch gewoon ophoudt, zonder dat we worden beloond met een hemel waar engelen zingen of waar tientallen jonge maagden zich begeerlijk opkrullen tussen satijnen lakens? Wat nou als dít het Paradijs is? Een paradijs dat we met onze blote handen hebben moeten bevechten. Waar we miljoenen offers voor hebben moeten leveren om het zo te krijgen als het nu is: een plek met voldoende eten en sociale voorzieningen voor iedereen die het nodig heeft. In het Westen althans. De mensen die het goddelijke menen te herkennen in de kleinste dingen om ons heen, hebben gelijk. Soms zie je God zelfs in een dode vlieg. En soms kijkt Hij terug.

1 opmerking:

  1. Mag ik een heel klein beetje van jouw schrijftalent? Kthx.
    Briljant stuk weer!

    BeantwoordenVerwijderen

Volgers