zaterdag 8 oktober 2011

DE HAP UIT DE APPEL

Toen ik in 1998 begon met studeren aan de kunstacademie, had ik computers alleen nog maar gebruikt om spelletjes mee te spelen. Het eerste jaar van mijn studie knutselde ik daarom alles handmatig in elkaar. Een collage maken op A3, vervolgens fotocopiëren en — voilá — ik had een poster gemaakt! Zo deden de meesten van ons dat, simpelweg omdat we de computer nog niet echt als werktuig zagen. Pas in mijn tweede schooljaar durfde ik de computerruimte, een muf en nerderig hok, te betreden. Zoals het een kunstacademie betaamd, stonden er alleen maar Macs. Ronkende kasten, waarvan sommige vrolijk gekleurd. Ik heb daar vele malen tot in de avond door zitten ploegen. Mijn god, wat heb ik mijn onhandigheid met deze apparaten vervloekt, als ik weer eens — ten einde raad — de systeembeheerder om hulp moest vragen. Een en ander werd nog eens verergerd, omdat de computerruimte altijd bomvol was met mensen zoals ik. Voor het kleine bureautje van de systeembeheerder stond dan ook steevast een rij zoals je die nu nog tegenkomt op koopzondag bij Albert Heijn.

Toch lag het zelden aan de computer zelf. Natuurlijk, hij crashte regelmatig en een simpele bewerking uitvoeren in Photoshop ging steevast met de snelheid van een Franse film uit de jaren vijftig, maar de Mac zelf was een en al gebruiksvriendelijkheid. Zelfs ik, die was blijven steken bij een Sega Mega Drive, snapte de icoontjes en menu's intuïtief. Dat was de verdienste van het bedrijf uit Cupertino met een regenboog-appeltje als logo. Hoe anders was dat bij de grijze kast van een pc! Ik heb wekenlang bij mijn ouders moeten zeuren om een bijdrage los te peuteren voor het aanschaffen van mijn eerste iMac. Ze snapte niet waarom dat ding zo duur moest zijn en waarom ik niet gewoon een pc kocht, net als iedereen. Gelukkig gaf het kunnen uitwisselen van bestanden en de drogreden dat iedereen op school er nou eenmaal mee werkte, de doorslag. Anders had ik nog veel gefrustreerder achter een computer gezeten. Daar ben ik van overtuigd.

Voor ons gevoel bevonden we ons destijds in de voorhoede. Niet alleen waren we kunstacademiestudenten, wars van conventies en links-geëngageerd (dat mocht toen nog), maar we hadden ook onze eigen vaktaal (we spraken over schreefletters en verjongingen) en onze eigen Mac. Ik was dan ook zeer verbaasd toen de iPod, enkele jaren later, zijn intrede deed bij mijn vriendenkring. Mijn vrienden, die thuis werkten met Windows, kochten opeens een Apple-product! Achteraf was het logisch. De aantrekkingskracht van de iPod zat hem in dezelfde eenvoud die mij zo aansprak in een Mac. Het was niets meer dan een wit kastje ter grootte van een sigarendoosje, met een schermpje en een clickwheel eronder. Denk daar nog eens over na: de complexiteit van het beheren van je volledige muziekcatalogus, teruggebracht tot een cirkel met een knop in het midden! Dat was waarom het iedereen zo aansprak. Voor het eerst had je het gevoel dat een fabrikant daadwerkelijk had nagedacht over het gebruik van zijn product. Voor het eerst voelde je je meer dan alleen een consument. Je hoorde bij een beweging.

Nu is de grote inspirator achter deze beweging er niet meer. Voor iedereen die niet begrijpt waarom de wereld zich zo druk maakt over de dood van Steve Jobs, het volgende: het gaat niet zozeer om de man zelf, als wel om het merk. Hij was Apple. Een merk dat genoeg heeft aan de abstracte tekening van een appel om over de hele wereld herkend te worden. Bij hoeveel merken is de bedrijfsnaam zelf overbodig geworden? Zo revolutionair als de iPod was, samen met iTunes, zo briljant was de iPhone en — vooruit — de iPad. Een smartphone met internet was er al in 2007, toen de iPhone geïntroduceerd werd, maar het verschil zat hem in de apps. Deze kleine programmaatjes maakten van de iPhone een minicomputer die de functie van telefoon ver oversteeg. Het werd voor veel mensen een verlengstuk van hun sociale leven. Dat Apple in 2010 met een tablet zou komen, was overduidelijk, maar niemand kon vermoeden dat het apparaat in zo'n korte tijd zoveel huishoudens zou veroveren. Ik al helemaal niet. Het gaat dus niet om “zomaar een merk” en “zomaar een CEO” die dood gaat. In dit tijdperk van consumentisme, voelen veel mensen zich begrepen door een bedrijf als Apple. Hoe raar dat misschien ook klinkt.

In sprookjes is de appel altijd gevaarlijk — het lokmiddel van het kwaad. ‘It's more fun to become a pirate than to join the navy.’ In de echte wereld staat het nu symbool voor de aandacht waarmee je dingen kunt maken. Natuurlijk kan je ook kiezen voor louter functionaliteit en goedkope troep, zo zijn er genoeg mensen die zweren bij De Telegraaf of McDonalds. Maar ik wil er zelf liever niks mee te maken hebben. Het overlijden van Steve Jobs laat meer achter dan alleen een hap. Het is te hopen dat van Apple niet alleen het klokhuis overblijft.

(Geschreven op mijn geweldige 27-inch iMac.)

1 opmerking:

Volgers